(eerder gepubliceerd op 5 september 2020 op Geloven met autisme)
Iemand vroeg me even geleden of ik een blog wilde schrijven over autisme, geloven en vertrouwen. En dat naar aanleiding van de tekst uit Hebreeën 11, het eerste vers (NBV): “Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.” De rest van het hoofdstuk is ook mooi trouwens. met alle voorbeelden van wat mensen deden door de kracht van hun geloof.
Voor mij zegt deze tekst precies wat geloven is. In de Groot Nieuws Bijbel staat het nog duidelijker trouwens. Voor mij iets beter te begrijpen: “Geloven is zeker zijn van de dingen waar je op hoopt, ervan overtuigd zijn dat wat je niet ziet, toch bestaat.”
Maar dan… als ik wat dieper op de tekst in ga, geeft het ook precies aan wat het lastige is aan geloven. En misschien nog wel meer als je autisme hebt. Overtuigd zijn van de waarheid van wat we niet zien… dat kan toch helemaal niet? Ik wil bewijs, ik wil zeker weten dat het klopt, ik wil het zien. En in wat meer afgezwakte vorm, ik wil me er iets bij voor kunnen stellen, begrijpen wat ik hoor en lees. Ik zou zo graag willen dat geloven voor mij meer zou zijn dan “Ik geloof in God, maar heb geen idee waar ik dan in geloof.” (zie ook: God of Fup)
Ik heb het woord vertrouwen nog niet eens genoemd, bedenk ik nu. Al is het natuurlijk waar de hele tekst over gaat. Vertrouwen op God, vertrouwen in je eigen geloof. Geloven en hopen zonder te zien. Daarvoor moet je wel vertrouwen hebben. En ik begrijp de vraag wel naar deze blog, want dat vertrouwen, blind vertrouwen eigenlijk, dat is waar ik moeite mee heb. Eerlijk gezegd denk ik ook dat ik er altijd moeite mee zal blijven houden: niet zien en toch geloven.
Misschien is dat wel wat vertrouwen ten diepste is: niet zien en toch geloven.