(eerder gepubliceerd op 12 juni 2020 op Geloven met autisme)
Ik kan me voorstellen dat je je ondertussen afvraagt waarom ik niet afhaak en de kerk en het geloven vaarwel zeg. Dat vraag ik me zelf ook wel eens af. En tegelijkertijd is het helemaal geen vraag.
Natuurlijk is het vaak frustrerend. Om het niet te begrijpen, om zo te twijfelen, om je zo dom te voelen. Om geen antwoord te vinden op al die vragen die steeds maar weer terug blijven komen. Ik heb het ook al heel vaak gezegd en gedacht, geprobeerd ook, dan ging ik een tijd niet naar de kerk (of wat de laatste jaren het geval is: ik luisterde/keek niet meer mee). Maar dat houd ik nooit lang vol. Het voelt gewoon niet goed.
En dat is deels om misschien wel een verkeerde reden. Het is namelijk ook omdat ik bang ben voor God. En wat als ik dan afhaak, wordt Hij dan boos? Als ik niet meer geloof en God is er toch wel… Die angst is een onderwerp voor een andere blog.
Maar er is ook een veel positievere reden. Heel soms is er even een moment van zeker weten: van rust, van stilte, van troost, van niet alleen zijn. En dat geeft zo’n vredig gevoel. Buiten in de natuur, bij een mooi gebed of als ik zomaar precies het juiste lied in mijn hoofd heb dat mij verder helpt. En hoe sporadisch dat soort momenten ook zijn, hoe vaak ik dat gevoel ook weer vergeet, het is er wel.
En daarbij: iemand heeft ooit eens tegen me gezegd dat juist al mijn vragen het bewijs zijn dat ik in God geloof. En dat heb ik altijd onthouden.